essay Monumentenzorg

September 24, 2017 | Autor: Lode Goukens | Categoria: Cultural Heritage Conservation
Share Embed


Descrição do Produto

Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Lode Goukens

Ontluisterende herbestemming kerkelijk onroerend erfgoed en kooplui in de tempel

Essay voor Monumentenzorg Prof. Linda Van Santvoort

2014

1

de kapel van het Sint Annagodshuis

Kerkelijk onroerend erfgoed zoals kerken en kapellen zijn kerkelijk erfgoed door hun vroegere functie of door hun oorsprong. Mede op basis van die functie beschouwde het volk ze reeds veel langer als erfgoed of patrimonium dan gewoon vastgoed. Enerzijds omwille van de spirituele band die ze voor vele gelovigen toch houden met “hun” kerk of kapel, anderzijds door de meestal onmiskenbare iconografische band met religie. Het reduceren van een kerkelijk vastgoed tot een hoop stenen blijkt dus ook voor ongelovige personen een brug te ver, hoewel dat niet altijd zo was. Kanunnik Raymond Lemaire vertelt in zijn boek over Romaanse architectuur in de Nederlandeni over kerken of kapellen die onherroepelijk plaats moesten ruimen voor nieuwe gebedshuizen. Ook die vroege Romaanse basiliek of centraalkerk was erfgoed en honderden jaren oud toen ze in de ogen van de gelovigen en de kerkelijke hiërarchie uitgeleefd, afgeleefd, onaangepast, onbruikbaar of gedemodeerd leek. Uiteraard is het huidige concept erfgoed een vrij recent begrip. Toegegeven het kerkelijk erfgoed behoorde tot de eerste manifestaties van hedendaagse erfgoedbewustzijn zoals uit de lijst van Charles Lagasse de Locht uit 1914ii mag blijken. Waar een Romaanse kathedraal zoals de Sint-Lambertus in Luik nog tot op de laatste steen werd afgebroken in 1796 of het complete interieur van de Leuvense Sint-Pieterskerk inclusief houten poorten geveild werd beperkte de contemporaine kritiek zich tot diepgelovigen die oudklerenkopers uit Brussels verketterden omdat ze de gelovigen hun gebedshuis ontnameniii. Waar het roerende erfgoed mocht rekenen op artistieke waardering zoals uit vele oude reisverslagen blijkt, gold voor de gebouwen een voornamelijk utilitaire kijk. Deze attitude bestaat trouwens nog steeds bij de gewone man en zelfs bij kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders wat betreft niet beschermd onroerend erfgoed. De impact en het andere perspectief door de labeling als erfgoed is echter een mooi onderwerp voor een ander essay. Bijkomend probleem bij de diverse gevoelswaarden die de burgers aan kerkelijk vastgoed verbinden, ligt in het eigendom. Meestal is eigendom zeer eenvoudig: iemand koopt een gebouw of hij laat een gebouw bouwen en vervolgens is het zijn eigendom tot hij het verkoopt. In de periode tussen verwerving en vervreemding doet hij of zij min of meer wat hij wil met zijn gebouw. Los van bouwvergunningen, exploitatievergunningen of milieuvergunningen lijkt dit eigendomsrecht vrij constant in de geschiedenis. Bij kerkelijke gebouwen stelt zich wat dat betreft al vanaf de vroegste tijd een

3

probleem. De ene keer schonk een machthebber een gebouw aan een gemeenschap, de andere keer ondernam een gemeenschap zelf initiatief. Een perfect voorbeeld van dit laatste is het verzoekschriftiv uit 1594 van de inwoners van de Limburgsev gemeente Thimister aan koning Karel IV om een eigen parochiekerk gewijd aan Sint-Antonius te mogen oprichten. In tijden van pest bedroefde het vele ouders dat de pastoor van hun parochie door de afstand niet op tijd bij de stervende raakte om de laatste sacramenten toe te dienen. 20/8/1595 schonk te koning van Spanje toestemming op voorwaarde dat de prinsbisschop van Luik toestemming gaf en een parochiepriester aanstelde. De inwoners verzekerden de helft van de kosten voor hun rekening te nemen en de kapel uit 1440 uit te bouwen tot parochiekerk. In 1618 stond die kerk er op kosten van de parochianen. Een eerste probleem stelde zich reeds: de territoriale macht (hertog van Limburg namelijk de koning van Spanje) viel niet samen met de geestelijke macht. De prinsbisschop van Luik viel qua wereldlijke macht onder de Duitse keizer in Wenen hoewel meerdere parochies dus buiten zijn prinsbisdom lagen in de hertogdommen Brabant en Limburg waar de wereldlijke macht in Madrid lag. De parochianen die hadden ingetekend op hun “parochie” waren om het met een modern begrip te zeggen “co-eigenaren” van hun kerk en haar inrichting. Bij de in dit essay behandelde casus was dat niet anders. Het Sint-Annagodshuis in de Korte Nieuwstraat 18-20 en Sint-Annakapel (Korte Nieuwstraat 22) te Antwerpen werd 14 december 1400vi gesticht door Elisabeth, weduwe van Jan Hays, en echtgenote van Boudewijn de Riddere. De stichtster stelde twee huizen met grond beschikbaar. Hubertus bisschop van Rochester wijdde de kapel in op 31 juli 1401.vii In de loop van de zeventiende eeuw werd de kapel verfraaid. Het godshuis werd in 1829 herbouwd en 1834 volgde een huis aan de straatzijde met een smalle gang naar het godshuis. Het godshuis bevindt zich achter de kapel. Opmerkelijk is dat de kapel niet naar het oosten gericht is. Het koor zit aan de zuidkant. Marjolijn Bijloos meldt betreffende de context: “De Korte Nieuwstraat ontstond bij de eerste stadsuitbreiding in het begin van de 13de eeuw. Het godshuis kwam er pas toen de stad al toe was aan zijn vierde vergroting.” De rekeningen van het Sint-Anna Godshuis bevinden zich in het Felixarchiefviii. Aangezien er wel meer Sint-Annakapellen en zelfs meerdere Sint-Annagodshuizen in Antwerpen zijn kreeg het geheel van kapel en huizen in de volksmond de naam Weduwengasthuisix. Marjolijn Bijloos geeft in haar thesis over Antwerpse godshuizen de volgende definitie: “Een godshuis was een instelling waar men zich gedurende een lange periode kon vestigen. Dat kon gaan van enkele jaren tot levenslang. Godshuizen zorgden voor de opvang van bejaarden.”x Er bestaat veel spraakverwarring met gasthuizen (kerkjes met bedden met zieken) omdat beide proveniers konden huisvesten. Proveniers waren personen die zich inkochten en er dan verbleven. Het CRKC heeft de herbestemming op haar website staan als voorbeeld. Daar lezen we dat wie binnentrad haar bezittingen moest afgeven en er nooit meer persoonlijk recht op zou hebben. De predikheren lazen elke donderdag 4

Figuur 1 Sint-Annakapel

de mis en 's avonds was er het lof ter ere van Onze-Lieve-Vrouw. Elk jaar werd het zielenheil van begijn Katlijn van Schoonhoven gebeden. Zij schonk het godshuis haar rijkdom. De kapel werd aan de eredienst onttrokken in de 19de eeuw. Nadat ze eerst nog werd gebruikt voor catechismusles, werd de kapel gebruikt als atelier voor beeldhouwer Frans Joris. De vraag is wat het CRKC wil bereiken met een anekdotische geschiedenis van de stichters en of huurders? Tenslotte zijn niet de oprichters of de voormalige gebruikers erfgoed, maar het bouwkundig geheel. Tot voor kort deed de kapel dienst als restaurant en momenteel staat het restaurant te koop voor het bedrag van 195.000 € wat uiteraard onrealistisch is gezien de ligging, de courante prijzen voor horecazaken (en dan zeker slecht lopende zaken). De toekomst van de kapel is dus onzeker tot precair te noemen. Los van het feit dat het pand bestemd was door de legaatgever als weduwengodshuis met kapel en dat het OCMW van Antwerpen het ten gelde maakte, wat geenszins de bedoeling kon geweest zijn van de stichters en de regeerders of zelfs de aalmoezeniers van het Ancien Régime. Dit ethische aspect mag dan puur juridisch van geen tel meer blijken, maar het aannemen van iets onder bepaalde condities impliceert verantwoordelijkheid die niet te rijmen valt met herbestemming en zeker niet op de wijze hoe het hier gebeurde. Het CRKC meldt tevens: “Het is een eenvoudig gotisch zaalkerkje waarvan het interieur beschadigd werd door het inbrengen van nieuwe niveaus”. Het volume van een kerkgebouw of kapel optimaliseren hoeft echter geen inbreuk te doen aan het interieur, noch aan de structuur van het gebouw. Toevoegen van structuren die reversibel of omkeerbaar zijn kan ook. Bij voormalige Nederlands Hervormde kerkxi in Hoofdplaat in Zeeuws-Vlaanderen richtte men twee niveaus op waarbij het eerste niveau segmentatie in kamers kreeg. Het dossier van De Steunbeer Ontwikkeling bv begint trouwens met de zin “Zoals bij zoveel godshuizen het geval is, werd in de loop van 1991 ook dit kerkgebouw buiten gebruik gesteld. Het gebouw kwam in eigendom van de Stichting Oude Zeeuwse Kerken. In de jaren nadien is het gebouw marginaal gebruikt voor culturele activiteiten. Gedwongen door de hoge kosten als gevolg van een deels niet voorziene restauratieachterstand, is het gebouw in 2006 verkocht aan De Steunbeeer Ontwikkeling BV.”

5

Figuur 2: indeling kerk in woningenxii

6

Figuur 3 grondplan kamers, sanitair en keuken

7

Figuur 4 entresol in kerkzaal

In het portaal van de kerk werd dus een aparte toegang voorzien voor de klokkentoren en een ruimte voor de meterkasten van de nutsbedrijven. De constructie van de kamers en de leefruimte op een entresol staat volledig los van de hoofdstructuur van de kerk. Ook in het appartement in de klokkentoren is volledig reversibel gebouwd zonder de structuur van de toren aan te tasten. Wel werd een deel van de pui verkocht aan de buurman zodat die een oprit kan aanleggen en achteraan het perceel werden stukken geruild om een servitude die problematisch bleek en tot burenruzie leidde op te lossen. De indeling in appartementen resulteerde ook het opzetten van een Vereniging van Eigenaren en bovendien moet het kadaster na eventuele verkoop een splitsingstekening goedkeuren opdat appartementsrechten zouden ontstaan. Ook de brandverzekering vormt een administratief probleem. De Vereniging van Eigenaren moet dus bepalen hoe hoog de kosten van de gemeenschappelijke voorzieningen zijn, de servicekosten bepalen en uiteraard de syndicus aanstellen. Allemaal beslommeringen die de commercialisering van een herbestemming van kerkelijk erfgoed bemoeilijken. Daarbij komt dat het kerkje net als de kapel van het weduwengodshuis beschermd is. De kerk uit de late 18de eeuw is een rijksmonument ontworpen door de landsarchitect van Zeeland Coenraad Kaijser. De kerk kwam op een nieuwe inpoldering van 17771779xiii. Op 29 mei 1783 werd de eerste steen gelegd. Hoewel Rijksmonumenten 75 procent van de restauratie betaalde lag deze vaak lange tijd stil omdat de koper niet over de nodige middelen beschikte. De plaatsing van de vergulde windhaan zorgde wel voor mediabelangstellig omwille van de immense kraan, maar kopers leverde het niet 8

op. Het halve dorp ontvolkte zoals op vele plaatsen in Zeeuws-Vlaanderen en het aanbod van vastgoed is groot en de prijzen zitten in een neerwaartse spiraal. De laatste schijven van de subsidie voor restauratie zijn gereserveerd, maar ondertussen staat het kerkje al enkele jaren te koop. Ondertussen verhuurt een verhuurkantoor het aan aannemers die er Poolse bouwvakkers huisvesten. Bij mijn bezoek bleek trouwens dat tal van gegevens van Rijksmonumenten niet meer kloppen. De bronzen luidklok van Fritsen uit 1733 die de Staten van Zeeland in 1785 bij de ingebruikname schonken blijkt vervangen. De messing doopvont staat bij de zoekvoerder thuis. Het mechanisch smeedijzeren uurwerk is eveneens spoorloos en vervangen door een gietijzeren geëlektrificeerd exemplaar uit 1922 van Eijsbouts uit Asten. Hoogst merkwaardig aangezien de bescherming uit 1978 zeer uitdrukkelijk beide zeldzame elementen vermeldt. Hoogstwaarschijnlijk heeft Eijsbouts uit Asten de beschermde stukken ontvreemd. Haar voormalige directeur André Lehr heeft wat dit betreft een bedenkelijke reputatie (o.a. de ontvreemding van een 14de eeuws smeedijzeren torenuurwerk uit Waalre dat door erfgoedvorsers teruggehaald werd uit Asten). Erfgoedwaarde van torenuurwerk en klok: nihil. De gemeente Sluis steunde het project, maar ondanks het interessante erfgoed kan het project bezwaarlijk een commercieel succes genoemd worden.

Figuur 5 torenuurwerk uit 1922 ipv beschermde smeedijzeren

9

10

Figuur 6 luidklok uit 1950 ipv beschermde uit 1733

De Sint-Annakapel is evenmin een commercieel succes. Nochtans behoort ze tot de historische binnenstad en is ze goed bereikbaar met het openbaar vervoer. De barokke poort van het portaal is één van de vele in Antwerpen, maar staat er troosteloos bij met twee plexiplaten die op de kolommen gevezen zijn (uit beter tijden toen er menu’s achter staken). De gevels van de huisnummers 18 en 20 die eveneens bij het Godshuis horen verergeren de aanblik en het spandoek van de “mangerie” en de metalen houders van de spots ontsieren het zicht. Waar bewoning zoals in Hoofdplaat het uitzicht neutraal houdt, ontsiert bij horeca al snel allerhande reclame, monturen voor lichtreclame of zelfklevers op vitrines.

11

Figuur 7 situatie zoals bij bespreking door CRKC

Bouwhistorisch lijkt de kapel wel interessant, maar het is zeker geen eyecatcher. De kapel werd in 1401 gebouwd en toegewijd aan Sint-Annaxiv. In 1540 kwam het godshuis onder het beheer van de aalmoezeniersxv, maar pas in 1555 ook daadwerkelijk overgedragen aan de Armenkamer en in 1588 nam de Stad het bestuur in handen en bepaalde de magistraat die opgenomen werd (voordien waren het familieleden van de stichtster of haar echtgenoot). De inkomsten kwam van renten van huizen, gronden

12

(Ekeren, Oosterweel, Berchem…) en een jaarlijkse omhaling in de Stad. Tijdens de Franse periode werd het bestuur overgenomen door de Commissie der Burgerlijke Godshuizen. Het godshuis kende een welvarend bestaan. Pas in 1963 verdween de laatste bewoner van het godshuis terwijl de kapel dan al lang een stadsmagazijn was. De kapel (Korte Nieuwstraat 22) is een triest voorbeeld van een progressief verval, creatief omspringen met de regels en manifeste verwaarlozing van controle. De kapel was in de negentiende eeuw een tijdlang de werkplaats van beeldhouwer Frans Jorisxvi. Daarna diende ze als boekenmagazijn voor de stadsbibliotheek en nog later als opslagplaats van een melkboer. De eerste melkboer was L. De Cock die een koelinstallatie in de kapel installeerde. Hij moest in 1936 allerhande bezwaarschriften aanvechten bij de Stad Antwerpen omdat een omwonende van mening was dat de elektrische motor de radio zou storen. In 1947 kreeg zijn opvolger A. Geraedts met dezelfde problemen te maken. Het bouwdossier in het Felixarchief bevat zelfs een boze brief van cafébazen aan de burgemeester die kloegen over het lawaai van het uitwassen van melkkannen, maar niet één plan voor verbouwingen. De bescherming (4.01/11002/169.1 / OA000280) van de kapel dateert van 25 maart 1938 (publicatie in het Staatsblad van 27/4/1938). Als eenvoudig gotisch zaalkerkje van één travé met een zandstenen tuitgevel en zadeldak zou het juist door die eenvoud en soberheid vele mogelijkheden toelaten. Aan beide zijden van de ingang bevinden zich asymmetrische keldermonden. De linkerkant met segmentboog en de rechterkant met rondboog. Een hoog spitsboogvormig drielichtsvenster met hooggotisch maaswerk, afgelijnd door een gelijkvormige waterlijst zou binnen voor prachtige effecten kunnen zorgen. Het zeventiendeeeuwse barokportaaltje met rijk gesculpteerde rondboogdeur, gevat in een geblokte arduinen omlijsting met sluitsteen in de vorm van een gevleugelde engelenkop, en geflankeerd door twee geringde zuilen met volutekapiteel komt pas tot zijn recht als het een portaal is en geen aplique op een muur met gesloten houten poort. Boven de engelenkop is een paneel aangebracht Figuur 8: plan voor koelinstallatie 1936

13

waarboven een gekorniste waterlijst die als basis dient voor een spiegelboogvormige nis met geprofileerde omlijsting en daar gaapt een lege plaats waar ooit tot in de twintigste eeuw een beeld van Sint-Anna ten drieën stond. Net als de beelden die in 1922 nog op de binnenplaats van het godshuis stonden is het beeld verloren. Iemand met een beetje commercieel inzicht zou dis nis benutten, maar nu lijkt het een gapende wonde. De achtergevel blijkt al helemaal een ramp. De lijstgevel onder afgesnuite bedaking (leien) had net als de voorgevel een spitsboogvenster. Dit is compleet verknoeid bij een verbouwing. De omlijsting van de oorspronkelijke toestand bleef in de gevel gedeeltelijk bewaard. Van het interieur is weinig bewaard gebleven. “Het werd beschadigd door de recente inbrenging van twee niveaus op T-balken” luidt de officiële beschrijving in de inventaris onroerend erfgoed, maar het is veel erger. De muren zijn ingeslepen om leidingen en om poutrellen (I-profiel) te steken. Quasi de gehele oorspronkelijke vloer is opgebroken. Het Agentschap meent dat het arduinen platen betrof, maar hoogstwaarschijnlijk was het basècles. De enige arduin elders zit namelijk in de barokke portaallijst waarvan een deel waarschijnlijk van recenter periode dateert gezien de andere gefrijnde afwerking. Van de gesculpteerde korbelen waarop het houten spitsbooggewelf met moerbalken rust blijft slechts één over. In de oostelijke muur rest nog een gotisch venster in zandstenen omlijstingxvii. Figuur 9 foto 1922 binnenplaats godshuis

14

Figuur 10 achtergevel

15

Figuur 11 omwille “heropbouw” godshuiswoningen verplaatst raam (allicht al in 1827)

Bij de heropbouw van het godshuis in de 19de eeuw verplaatste de bouwheer dus het spitsboograam om de huisjes hoger te kunnen bouwen. Grosso modo kwam er geen structurele schade bij tijdens de periode dat de Commissie van Openbare Onderstand de kapel en het godshuis verhuurde. De herbestemmingen waren divers: in 1969 een winkel van lampenkappen, in 1978 tentoonstellingen en concerten, in de jaren ’80 een privé-

16

club, 1993-1994 een tearoom… Het godshuis huisvest momenteel een huisartsenpraktijk, woningen en een restaurant. De kapel huisvest een gesloten restaurant ter overname. Blijkbaar vallen zulke heterogene bestemmingen te rijmen met het beschermd stadsgezicht “Korte Nieuwstraat”. De vraag is echter in welke mate kan een herbestemming van kerkelijk erfgoed succesvol blijken? Ten eerste kon niemand bij het CKRC iets zinnigs vertellen buiten wat op de site van de Inventaris Onroerend Erfgoed staat. Ze probeerden wel behulpzaam te zijn, maar kennen het gebouw slechts als voorbeeld van een herbestemde kapel. De exacte datum van onttrekking aan de eredienst wisten ze zelfs niet. De hele herbestemmigsdiscussie legt vooral bloot dat de Kerk niet in stenen geïnteresseerd is, vooral niet als ze geld kosten. Natuurlijk is er angst voor imagoschade bij slechte herbestemmingen, maar dan zijn het de burgers of kerkgangers die gechoqueerd blijken en voor problemen zorgen. Het CKRC is een lovenswaardig initiatief, maar staat eigenlijk haaks op de situatie waarbij bijna alle kerken en kapellen eigendom van steden of provincie zijn. CKRC kan documenteren, advies geven enzovoort, maar als het concreet wordt komt men steeds bij het Agentschap Onroerend Erfgoed uit. Soms helpt het even over de grenzen te kijken om de bigger picture te zien. In de ons omringende landen ontstonden ook initiatieven: in Frankrijk is er La Sauvegarde de l’Art Français, in Nederland de Task Force Toekomst Kerkgebouwen en GrootBrittannië de Historic Religious Buildings Alliance. De Nederlanders publiceerden in mei 2014 een onderzoek waarbij ze beweerden dat 79 procent van de Europeanen kerkelijk onroerend erfgoed essentieel achten voor de gemeenschap. De peiling werd gedaan door Future for Religious Heritage (FRH), Socovision en Toluna. Uiteraard zijn polls in opdracht van een Europese lobbygroep zoals FRH met enige korrels zout te nemen wanneer methodologie, vraagstelling en steekproef niet verifieerbaar blijken. Toch mag het aannemelijk klinken dat de Europeaan zijn religieuze gebouwen wil bewaren en veiligstellen voor de toekomst. Vooral het toeristische aspect spreek velen blijkbaar aan en multifunctioneel gebruik mag op instemming rekenen. Wel kan de kanttekening geplaatst worden bij de vraagstelling want de ondervraagden moesten diverse vormen van erfgoed ranken van geen erfgoed tot absoluut zeker erfgoed. Musea, oude kunst, folklore en religieuze gebouwen scoren allemaal ongeveer even hoog, terwijl recent urbanisme en ruimtelijke ordening op de Polen na niet of nauwelijks de helft kan bekoren. Bij de tweede vraag die behoorlijk sturend was “Do you personally think that preserving and protecting churches and other religious buildings is crucial for your community’s current and future life?” tekende zich een markant fenomeen af. De Nederlandse ondervraagden antwoordden slechts in 16 procent van de gevallen volmondig JA. De Belgen zaten met 36 % net boven het gemiddelde van 34%. Qua totale aantal JA’s zat Nederland toch nog op 71% wat weliswaar lager lag dan gemiddeld, maar de trend niet doorbrak. De waarde van dergelijk onderzoek is politiek en veel minder sociaal. Het gaat hier immers om fondsenwerving en pogingen het Europese beleid te beïnvloeden om zo 17

het lokale beleid te sturen. Bovendien verschilt de situatie qua financiering van de eredienst en de gebouwen sterk van land tot land. De grading werd evenmin gecorreleerd aan andere budgettaire keuzes en de persoonlijke kost of trade-offs van de respondenten voor de consequenties van hun antwoord kwam niet ter sprake. In juni 2014xviii vond een debat plaats in het House of Lords. Lord Cormack (auteur van Heritage in Danger uit 1976 en actief in de National Churches Trust) verklaart in zijn motie dat de kerken en kathedralen goed zijn voor 350 miljoen pond voor de toeristische economie. Volgens Cormack zijn het de best bezochte gebouwen. Onderhoud kost echter 175 miljoen pond per jaar. Metaaldiefstallen, vleermuisplagen teisteren de kerken. Hij oreert dat in elk dorp de parochiekerk het meest prominente gebouw is, maar dat natuurbeschermers ze dreigen onbruikbaar te maken en dat de leden van het Hogerhuis moeten zoeken naar een evenwicht tussen English nature en English heritage. Hij roept op tot debat om fondsen vrij te maken voor onderhoud en herstelling. In de kern draait het om budgetten en middelen. Wanneer een stad van een duur beschermd gebouw af wil omdat er geen maatschappelijke relevantie meer voor bestaat binnen die gemeenschap (in het geval van een kerkelijk gebouw dus wanneer de kerk het niet meer gebruikt voor de eredienst), dan is de stap om te vervreemden snel gezet. Waar bij een gewoon bouwhistorisch relict dit misschien met wat gemor gepaard zal gaan, zal het bij een kapel of kerk nog steeds veel gevoeliger liggen. Een aantal herbestemmingen kunnen onkies gevonden worden. Aangezien het gebouw onttrokken werd aan de eredienst en de Kerk er vanaf wilde doet dit argument echter niet meer ter zake. Het enige argument dat telt is de erfgoedwaarde. Om de casus van het SintAnnagodshuis erbij te nemen moet dus de vragen gesteld: 1) is de kapel werkelijk onroerend erfgoed 2) is het godshuis werkelijk onroerend erfgoed 3) wat is de waarde van bescherming als stadsgezicht? Op de eerste vraag valt eigenlijk zelfs geen volmondig ja te antwoorden. Het karkas in zandsteen is gewoon een twijfelgeval in zijn huidige vorm. De barokke portaallijst daarentegen is hoewel niet uniek dan weer wel zeer interessant. Dakruiter, dak, gevels zijn echter niets bijzonders. Het interieur van de kapel is beschadigd en kaal. Valt het geheel te valoriseren? Twijfelachtig. Woningen verkoopt altijd zou men zeggen, maar zelfs dat lukt moeilijk bij herbestemde kerken en kapellen (cfr Hoofdplaat). In plaatsen waar veel vraag naar woningen is zal het wellicht de beste oplossing zijn, maar met drastische gevolgen voor de structuur. Horeca is zelden een succes. Weinig horecazaken zijn een lang leven beschoren en de weinige die het goed doen in een historisch pand investeerden ontzettend veel geld en niet het pand is de publiekstrekker (cfr restaurant the Janexix in de kapel van ’t Groen Kwartier (voormalig militair hospitaal) in Antwerpen).xx Wel succesvol (of geen waarneembare mislukkingen) zijn publieke functies zoals archieven. Het mooiste voorbeeld is het stadsarchief van Haarlem, maar ook het gemeentearchief van Aartrijke in een voormalige brouwerij. Meestal noopt het volume van een kerk of kapel tot zeer vernuftige ingrepen. Met hotels of horeca kan een 18

herbestemmer zich snel rijk rekenen, maar eens de bezienswaardigheid wat gesleten is, moet er wel een bedrijf aanwezig zijn dat met recht en rede klanten aantrekt. Het herbestemde kerkgebouw zal geen klanten lokken of zeker niet genoeg om een duurzaam inkomen mee te verwerven. Het bedrijfsmatige moet juist zitten. Eén van de andere elementen is locatie. Vele kerkgebouwen beschikken over een goede locatie. De herbestemming is met andere woorden afhankelijk van een overheid die uitdrukkelijk wenst te herbestemmen zoals bij de Permeke-bibliotheek in Antwerpen (een oude Ford-garage) of van een ondernemer met een goed business plan. Een bedrijf opstarten is sowieso al een riskante bezigheid zodat dit doen in een te herbestemmen gebouw waanzin lijkt. De risico’s wegen immers niet op tegen het gadgetgehalte. Achteraf bekeken was het verhuren aan een beeldhouwer of een melkboer nog niet zo’n gek idee. Tenslotte hielden sommige pastoors kippen in hun kerk in de 16de eeuwxxi. Lode Goukens

Bibliografie:

19

(01/01/1563 - 31/12/1786). St.- Annagodshuis in de Korte Nieuwstraat, Felixarchief: OCMW Archief. Bijloos, M. (2009). Kleine godshuizen in Antwerpen tijdens het Ancien Régime. Antwerpen, Artesis Hogeschool: 135. David, D. (2006). "De herbestemming van brouwerij De Leeuw te Aartrijke (Zedelgem)." Erfgoed van Industrie en Techniek 15(2): 78. De Maesschalck, E. (2003). Overleven in revolutietijd. Een ooggetuige over het Franse bewind 1792-1815. Leuven, Davidsfonds. Department of the Official Report (Hansard), H. o. L., Westminster (2014). "House of Lords Hansard for 12 Jun 2014 ( pt 1 )." from http://www.publications.parliament.uk/pa/ld201415/ldhansrd/text/1406120001.htm#14061242000654. Read the House of lords debates for 12 June 2014 on Death of a Member: Lord Templeman, Council Tax: Support Schemes, Housing: Affordable Housing, Human ... Harline, C. and E. Put (2000). A bishop's tale : Mathias Hovius among his flock in seventeenth-century Flanders. New Haven (Conn.), Yale university press. Koninklijke commissie voor kunst en oudheidkunde and Commission royale d'art et d'archéologie Bulletin des Commissions royales d'art et d'archéologie. Bruxelles, Koninklijke commissie voor kunst en oudheidkunde. Lemaire, R. (1954). De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden. Leuven, Davidsfonds. Prims, F. (1938). Geschiedenis van Antwerpen. 7: Onder de eerste Habsburgers (1477-1555). Brussel, Standaard-Boekhandel.

i

Lemaire, R. (1954). De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden. Leuven, Davidsfonds.

ii

Koninklijke commissie voor kunst en oudheidkunde and Commission royale d'art et d'archéologie Bulletin des Commissions royales d'art et d'archéologie. Bruxelles, Koninklijke commissie voor kunst en oudheidkunde. 1914 iii De Maesschalck, E. (2003). Overleven in revolutietijd. Een ooggetuige over het Franse bewind 1792-1815. Leuven, Davidsfonds. iv

Archives de l'Etat à Liège - T3/155 – 1; en handschrift in bezit van de auteur

21

v

Het historische hertogdom Limburg en dus niet het huidige Limburg. Andere bronnen vermelden 1405 alsook het rekeningenboek uit het OCMW Archief in het Felixarchief (01/01/1563 - 31/12/1786). St.- Annagodshuis in de Korte Nieuwstraat, Felixarchief: OCMW Archief. vi

vii

Bijloos, M. (2009). Kleine godshuizen in Antwerpen tijdens het Ancien Régime. Antwerpen, Artesis Hogeschool: 135. p.29 viii Archief OCMW: http://zoeken.felixarchief.be/zHome/Home.aspx?id_isad=427804 ix Prims, F. (1938). Geschiedenis van Antwerpen. 7: Onder de eerste Habsburgers (1477-1555). Brussel, Standaard-Boekhandel. x

Bijloos, M. (2009). Kleine godshuizen in Antwerpen tijdens het Ancien Régime. Antwerpen, Artesis Hogeschool: 135. p.11 xi Complex- of Monumentnummer: 31525 (05-03-1974): N.H.Kerk. Nadat de inpoldering in 1778 tot stand was gekomen, verrees in Hoofdplaat in 1783 tot '85 een door de ambachtsheer betaald kerkje, ontworpen door C.Kayser. Torentje op het afgeknotte pyramidedak, driehoekig bekroond, portiek aan de straatzijde. Inwendig: Lodewijk XVI preekstoel. Mechanisch smeedijzeren torenuurwerk. xii Plannen uit dossierbundel De Steunbeer Ontwikkeling BV xiii De Gecommitteerde raden van Zeeland gaven in oktober 1780 opdracht tot het vervaardigen van ontwerptekeningen. xiv Brochure Open Monumentendag 2007 xv aalmoezeniers waren burgers die voor het stadsbestuur de armenzorg in goede banen leidden en de initiatieven controleerden. Op die manier waren ze min of meer de voorgangers van het huidige OCMW. Asaert, Gustaaf: Ook dat was Antwerpen. Een geschiedenis van de kleine man. Over armoede en politieke onmacht. Tielt: Lannoo, 2010 xvi Frans Joris (Deurne, 25 maart 1851 - Antwerpen, 23 oktober 1914) auteur van o.a. het standbeeld van Hendrik Conscience aan de voorzijde van de uitbouw van de voormalige Sodaliteit op het Hendrik Conscienceplein: (https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/4118 en http://balat.kikirpa.be/object/107535). xvii De aangegeven bron op se site van de Inventaris Onroerend Erfgoed is: Goossens M.& Plomteux G. met medewerking van Linters A., Steyaert R., Illegems P. & De Barsée L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen 3NA, Brussel - Gent. Auteurs: Goossens , Miek & Plomteux, Greet xviii

Department of the Official Report (Hansard), H. o. L., Westminster (2014). "House of Lords Hansard for 12 Jun 2014 ( pt 1 )." from http://www.publications.parliament.uk/pa/ld201415/ldhansrd/text/1406120001.htm#14061242000654. Read the House of lords debates for 12 June 2014 on Death of a Member: Lord Templeman, Council Tax: Support Schemes, Housing: Affordable Housing, Human ...

22

xix

Wat bezwaarlijk een smaakvolle herbestemming kan genoemd worden ondanks de Michelinster. xx David, D. (2006). "De herbestemming van brouwerij De Leeuw te Aartrijke (Zedelgem)." Erfgoed van Industrie en Techniek 15(2): 78. xxi

Harline, C. and E. Put (2000). A bishop's tale : Mathias Hovius among his flock in seventeenth-century Flanders. New Haven (Conn.), Yale university press.

23

Lihat lebih banyak...

Comentários

Copyright © 2017 DADOSPDF Inc.