Carlos Tindemans als recensent

May 24, 2017 | Autor: Luk Van Den Dries | Categoria: Performance Studies
Share Embed


Descrição do Produto

Ogen open, blik op scherp, pen gepunt. Carlos Tindemans als recensent L uk V an den

D r ie s

Op 5 april i960 richt Carlos Tindemans een brief aan de redactie van Dietsche Warande en Belfortvsaar'm hij zich aanbeveelt als occa­ sionele medewerker. ‘Van studie uit ben ik anglist,’ schrijft hij, ‘maar ik heb nadien 2 jaar in Duitsland doorgebracht, waar ik voor mezelf beslist heb mijn leven aan het toneel te wijden.’ Negen jaar later, op 15 maart 1969, meldt hij zich opnieuw bij de redactie om zijn taak als medewerker Duitse literatuur terug te geven: ‘Ik geloof dat ik nu oud genoeg ben (eigenlijk reeds te oud, maar het inzicht komt misschien nog wel op tijd) om alle verdere versnippering van mijn activiteit te staken. Ik heb me jaren aan de dagelijkse rimpels van het theater overgeleverd omdat ik dat nodig achtte. Ook die taak heb ik in juni vorig jaar opgegeven omdat er niets te bereiken viel. Daarom wil ik eenzijdig theaterwetenschappelijk doorgaan. Ook al bestaat er nauwelijks belangstelling voor op het academi­ sche plan. Misschien ook juist daarom.’ Tussen die twee brieven situeert zich Tindemans’ meest produktieve periode: hij schrijft naarstig aan zijn doctoraat, is verbon­ den aan het Rites en aan de tolkenschool, recenseert Duitse litera­ tuur voor D W B , vertaalt luisterspelen, bespreekt alles wat maar over het theater verschijnt in Streven, is toneelmedewerker voor ver­ schillende tijdschriften en de radio, en is dagbladrecensent. Dat al­ les resulteert in een berg artikels, interviews, recensies, essays, ver­ talingen, boekbesprekingen, door Tindemans zelf minutieus bij­ gehouden en geklasseerd in zestien propvolle ringmappen. Flinterdunne doordruksels, loslatende lijm, aantekeningen en brie­ ven, stille getuigen van een tomeloze inzet voor een zichzelf gestel­ de levenstaak. Voorzichtig bladerend door die berg, door dat hoofd, tekent zich de volhardende wil af om het Vlaamse theater 231

LUK VAN

DEN DRIES

aan te porren, bij te scherpen, op te stuwen; om het een stel her­ sens te geven en een gewetensspiegel; om de zelfgenoegzaamheid en het provincialisme uit te pitsen met berichten hoe het er elders aan toe gaat. Tegelijkertijd reconstrueert zich een geheugen, een geschiedenis van het meest nabije verleden, een schatkamer van herinneringen waaruit de bezoeker veel kan leren over repertoire, speelstijl, theateropvattingen, maar vooral ook over het schrijnend en meest pijnlijk gebrek aan continuïteit. Op alle mogelijke manieren heeft Tindemans gepoogd daartegen te ageren, vechtend, meestal alleen, onbegrepen. Vijfendertig jaar later is er heel wat veranderd in het niveau en het gehalte van het Vlaamse theater, maar een aantal structurele gebreken zijn nauwelijks aangepakt: de opleiding, de kritiek, de reflectie, het geheugen. Zij vormen de voorwaarden en de hefbomen van een blijvende ontwikkeling. Pijnlijk besef je dat morgen eigenlijk alles terug kan draaien in het veredeld amateuris­ me, de onkunde en onwetendheid waartegen Tindemans zo heftig te keer gegaan is. Zeker nu hij zelf, als meest uitgesproken voor­ beeld van de bewuste, belezen en alerte theaterfanaat die hij wilde vormen, niet meer aan het woord kan komen. Daarom wil ik Tindemans in dit summier overzicht van zijn recensie-activiteiten uitvoerig zelf aan het woord laten. In de hoop dat op die manier toch nog iets doorklinkt van het kritisch geweten dat hij het Vlaamse theater wilde schoppen.

De Nieuwe Gids Dat Carlos Tindemans een begrip geworden is in het Vlaamse theater heeft in de eerste plaats te maken met zijn openbare functie als recensent. Daar, op die meest hoorbare plek, heeft hij zich een stem en een positie verworven, die eigenzinnig, erudiet en tegen­ draads, niet anders kon dan schallen in een voor de rest bijzonder braaf en mak perskoor. Tindemans was zeer goed gedocumen­ teerd, had een eigen mening en kwam daar ook vierkant voor uit, zonder rekening te houden met welke verzachtende omstandigheid dan ook. Het Vlaams theater zou professioneel zijn, o f niet zijn. En omdat pragmatisme hem nu eenmaal wezenlijk vreemd was, 232

moest hij dus op termijn wel ontgoocheld worden door een theatergemeenschap vol goede bedoelingen, maar een gebrek aan courage, visie, kritisch vermogen, scherpte. Carlos Tindemans’ carrière als recensent begint bij De Nieuwe Gids, een katholieke krant. Zijn eerste recensie, over The Mouse­ trap van Agatha Christie in de k n s , verschijnt op 15 oktober i960. De stem is onmiddellijk zuiver, de toon gevat, het oordeel krach­ tig, en dit ongeacht naam o f aanzien van persoon. Vanaf de eerste paragraaf worden nagels met koppen geslaan: ‘Sedert 1952 loopt deze thriller onafgebroken te Londen en men kan zich de vraag stellen hoe het in godsnaam mogelijk is, want de intrige is niemen­ dal, de psychologie is erg dunnetjes en niet eens alledaags. De pers­ onages vormen zulk onfatsoenlijk allegaartje dat alleen hun exoti­ sche variatie enige interesse verschaft. Als bekroning is de ontkno­ ping die voor dergelijk soort van handwerk toch het hoogtepunt van de avond moet uitmaken, rondweg dom en onverantwoord.’ Uit die eerste recensies kan je nog een erg aan traditie gebonden theaterpraktijk afleiden: er wordt nog in strikte genres geprogram­ meerd (en Tindemans is niet zo op thrillers gesteld), er wordt nog geregisseerd in termen van mise en place, personages zijn steevast realistisch ingepakt, decors houden het theater zorgvuldig buiten. Tindemans’ eerste recensies zijn in wezen op eenzelfde traditioneel métier afgesteld, rekenen dus met wat door de technische beheer­ sing van stem- en lichaamskunnen aan personagebeeld gecreëerd wordt en hoe dit al dan niet in de buurt komt van een ideële dra­ matische gestalte. Zijn herhaalde afwijzing en ontgoocheling sprui­ ten voort uit de toepassing van een ander stel normen dan diegene die doorgaans in Vlaanderen als métierbeheersing gelden. Dat blijkt wanneer hij toneelgroep Theater uit Arnhem te bespreken krijgt: Lilly Bouwmeester haalt hij in met een voor zijn doen erg vertroetelend en bejubelend woordgebaar: ‘Lilly Bouwmeester, die na lange afwezigheid met dit stuk inderdaad een sterrol had aan­ vaard, heeft deze aartsmoeilijke taak van innerlijke obsessie en ui­ terlijke zelfbeheersing triomfantelijk tot een grandioos einde ge­ bracht, door een rijkgeschakeerde gamma van nauwelijks merkbare stembuigingen, gevoelsknakjes, tremolo’s en kraakharde zelfspot, met enkele bravournummertjes in het pathetische dronkenvrouwstafereel’ ( d n g , 17-10-60). Dat deze vakbeheersing wel eens een doel

LUK VAN D EN DRIES

op zich zou kunnen worden, losgeslagen van elke andere artistieke o f maatschappelijke nood, komt dan nog niet ter sprake. De Actie Tomaat ligt nog veraf. Al na deze tweede recensie wordt Tindemans door cultuurredacteur Andries Poppe als toneelmedewerker van De Nieuwe Gids aangesteld: ‘U wordt dus definitief onze toneelrecensent voor Antwerpen.’ Maar van meet af aan is ook duidelijk waar het pro­ bleem ligt: ‘Uw eerste bespreking was zeer goed en sterk geargu­ menteerd. Alleen is ze —voor een krantenrecensie —een beetje lang uitgevallen. Het ware wellicht gewenst, behalve voor uitzonderlijk belangrijke werken, de bespreking iets minder uitvoerig op te vat­ ten, zonder daarom aan de grondige synthese te verzaken.’ In de conditionalis waarin de kritiek gesteld wordt is ook duidelijk dat Poppe eigenlijk enkel maar bewondering heeft voor het kritische optreden van zijn nieuwe toneelmedewerker. Hij zal hem dan ook blijven steunen: tegen bijziende typisten, ambetante redactiesecre­ tarissen, luie invoegers, en vooral tegen het verweer van toneelpersoneel dat zich vaak misdeeld voelt. Poppe is namelijk zelf ook ac­ tief als recensent voor het Brusselse theater en vindt in Tindemans een medestander op niveau, iemand wiens oordeel hij vertrouwt en waardeert. Hun briefwisseling wordt snel zeer hartelijk, er wordt regelmatig samengezeten, en Poppe vraagt hem steeds meer kopij, niet alleen voor de krant maar ook voor de weekendbijlage waarin Tindemans alles bespreekt wat over theater verschijnt. Eerst be­ perkt hij zich nog bescheiden tot wat van Poppes schrijftafel valt, snel gaat hij echter zelf tot bestellijstjes over die geen last hebben van groeipijnen. Zijn ambitie als academicus vindt in deze boekrubriek al een neerslag: het louter journalistieke, enkel op evenement gerichte druksel wijst hij af; de grootste aandacht gaat naar publikaties die theoretisch theatrale aspecten verkennen o f meer historisch figu­ ren, perioden, verbanden blootleggen. De synthese vult hij hier aan met een eigen opinie, niet alleen over de kwaliteit van het werk, maar ook over de raakpunten met andere figuren o f ver­ schijnselen, en vooral ook met de eigen Vlaamse theatergeschiede­ nis die zo armetierig gedocumenteerd en geanalyseerd is. Zo vormt b.v. de publikatie van de studie van De Leeuwe over Meiningen in Nederland een aanleiding om uitvoerig in te gaan op betekenis en

^34

C A R L O S T I N D E M A N S ALS R E C E N S E N T

invloed van dit ensemble op het gehalte van het Vlaamse toneel. Tindemans op zijn best: wanneer hij kan uitweiden over verban­ den, op zoek gaan naar oorzaken, peilen naar structureel gemis. Maar ook op een andere manier is deze uitgelaten boekrubriek zeer relevant. Tindemans bespreekt hierin pas verschenen dramawerken die nog niet tot het Vlaamse repertoire doorgedrongen zijn. Hij introduceert veel Engelstalig drama (Wesker, Osborne, Pinter, Mortimer, Bond, Gelber, Shaffer, Arden, Albee, Wilder) en gaat op zoek naar interessante nieuwe Duitstalige auteurs (Kipphardt, Dorst, Lenz, Frisch, Hochhuth, Dürrenmatt); het Franstalige drama blijft, op Genet na, vrijwel onbesproken. Tindemans treedt hier dus naar voor als dramaturg voor het hele Vlaamse toneel: zijn herhaalde klacht over het falend repertoirebeleid van de Vlaamse theaterdirecteurs maakt hij hard met verwij­ zingen naar nieuwe stukken die hij vaak als eerste in Vlaanderen onder ogen krijgt. Bovendien laat hij niet na te wijzen op minder recent werk dat wacht om opnieuw theatraal ontgonnen te wor­ den. Zijn bijna passionele bewondering voor Brecht, Büchner en het hele Duitse expressionisme kan hij doorlopend nauwelijks on­ derdrukken.

Eigen dramaturgie Meer dan vandaag gangbaar is, hecht Carlos Tindemans aan het dramatisch gehalte van het op te voeren stuk. Hij besteedt dan ook erg veel aandacht aan de bespreking van de dramatische eigen­ schappen van de tekst (vaak meer dan de helft van de recensie) die afgewogen worden aan vrij traditionele maatstaven als conflict, thematische sterkte, doorlopende handeling, geschakeerde perso­ nages die geen ideeëndragers zijn maar evoluanten in een dramati­ sche knoop die uitgesponnen wordt. Hij slaagt er op een stilistisch meesterlijke wijze in om in één adem zowel een beknopte .synthese van het stuk te werpen, te wijzen op dramatische kwaliteit o f te­ kort, als uit te lopen op actueel-theatrale mogelijkheden. En pas­ sant heeft hij dan ook al iets gezegd over de plaats van het werk in een oeuvre, een tijd o f een stijlcontext en de actualiteit van stof of gegeven. 235

Altijd bezorgd om wat er in zijn voortuin bloeit, harkt hij ook de eigen grond. Bij elke première van een nieuw Vlaams stuk houdt Tindemans verwachtingsvol-feestelijk even de adem in, om daarna een lange zucht te slaken en zijn pen te scherpen over onvermogen, willen-maar-niet-kunnen, dramatische kleurloosheid, inwendige leegte, dialogische onkunde. Opnieuw geldt enkel een kwaliteits­ norm, die door de brede lectuur van buitenlands gerenommeerd werk vanzelfsprekend aangespannen staat. Tindemans kan niet an­ ders dan constateren dat het Vlaamse werk tegen de lat aanspringt en onzacht neerkomt. Even een kleine bloemlezing ter illustratie: Over Teirlinck: ‘Nu kan men het de meeste auteurs niet kwalijk nemen dat ze dom doen bij de aanvang van hun carrière, maar op de achtenswaardige leeftijd die Teirlinck toch heeft bereikt is der­ gelijke wartaal, dramatisch en historisch, niet langer weg te wui­ ven.’ ‘Over zijn uitgebreide woordenschat op fecaliënterrein heb­ ben we nooit te klagen gehad. Daarbuiten laten [enkele] zinnen (...) twijfel ontstaan over het elementaire talent van de auteur, om over zelfkritiek dan maar te zwijgen’ (over Versmoorde goden). ‘Wat als resultaat overblijft, is het effect van een 9e symfonie in een be­ werking voor mondharmonika’ (over Jokaste tegen God, 14-12-61). Over Brulin: ‘Er is geen dosering, er is geen evenwicht, er is geen artistieke keuze; dit saladeprocédé is al te goedkoop. Voor mijn part mag je dit toneel noemen, maar de term cabotinisme is dichter bij de waarheid.’ ‘En toch is deze Potopot compositorisch even verward als Brulins bloedeigen haardos’ (over Potopot-, 15-161). ‘D e enige reden waarom Brulins toneelstuk moet afgewezen worden, is op grond van strikt theatrale overwegingen; je mag zo­ veel gelijk hebben als je maar kan, als je de intiemste ideeën niet in een overtuigend drama kan inschuiven, hoort je stuk niet thuis op de planken’ (over De honden-, 21-1-61). Over Van Vrekhem: ‘Zelfs als men de onnozelheid van het the­ ma nog accepteren kan, is deze thematische leegte de beslissende zwakheid van het stuk. De verwantschap met het toneel beperkt zich tot de overeenkomst van een stekelbaarsje met een haai. (...) Dat ruikt langs alle windstreken naar colportage en van louter antisentimentaliteit smaakt het ranzig. D e continue bluf van een au­ teur, die grondige zelfkritiek behoeft, heeft het effect van een lege emmer’ (over De steen, s.d.). 236

C A R L O S T I N D E M A N S ALS R E C E N S E N T

Over Sterckx: ‘En ondanks feestelijke carnations, ondanks dozij­ nen glimmende kragen en tullekleedjes, ondanks het verrassend veel Frans op een Nederlandstalige prestatie, ondanks de zesde creatie van een stuk door huisauteur Sterckx, ondanks het lekker geklingel van glazen, ondanks de onbarmhartige stormloop op de vestiaire, ondanks de kandidaatstarlets en de welige baarden, on­ danks dus de uitgesproken sfeer van mondaine gebeurtenis is het één van de uitzonderlijkste fiasco’s geworden die ik me voorstel ooit nog te kunnen meemaken.’ ‘Sterckx mag dan al een sterk beprijsd toneelauteur zijn, automatisch aanvaarden en bovendien nog spelen ook van al wat de brave man uit zijn brein losweekt, is vol­ komen krankzinnig. Sterckx is zijn periode van verrassing voorbij, maar hij heeft het verkeerd voor als we zijn kamertjeszonden nog steeds als toneel blijven beschouwen’ (over A ltijd vrijdag, 17-11-61). Dit zijn niet zomaar wat loze kreten, het zijn afwegingen die tel­ kens berusten op een geduldige en stevige argumentatie en de acti­ vering van een stel criteria die de Vlaamse middelmatigheid ver te buiten gaan. Herhaaldelijk fulmineert hij tegen het ons-kent-ons provincialisme van de sector: ‘Ik houd er mij niet verder mee bezig dit hele gedoe provincialistisch te waarderen’ ( d n g , 16-9-61); ‘Hier wordt eindelijk eens van bij de aanvang en bewust afgeweken van het Vlaamse koekenetenspelletje’ ( d n g , 2-10-61); ‘Men vermijdt angstvallig de artistieke concurrentie, men knutselt onverstoord verder en over enkele jaren wacht toch het veilige pensioen’ ( d n g , 26-1-62); ‘In de grond zijn we nog een nauwelijks ontwikkeld volk. D e herbergpretjes o f de vettige lol kennen een groter waardering dan de intelligente ontspanning o f de behoefte zich ook door mid­ del van het toneel tot meer mens op te werken’ ( d n g , 17-2-62).

Een Brecht-adept Toch is Tindemans geen negativist, zoals velen gedacht en geschre­ ven hebben. Hij ranselde het theater in de hoop dat het een kri­ tisch zelfbewustzijn zou ontwikkelen waardoor luiheid en routine, domheid en onvermogen voorgoed overwonnen zouden worden. En hij liet niet na te wijzen op kansen en mogelijkheden, overal waar die zich aandienden. Zijn oordeel is dus altijd zeer genuan237

LUK VAN D E N DRIES

ceerd afgewogen: een eigenzinnige acteerprestatie in een bende; een opmerkelijke regie; een klankband, een lichtregie, een kostuumont­ werp, een decoronderdeel: in die details zoekt hij naar een verander­ de mentaliteit, een mogelijke ommekeer, een optimistisch mis­ schien. Enkelen krijgen toch ruimer krediet: Julien Schoenaerts, Walter Tillemans, Hugo Claus, Alex Van Royen, de gebroeders Payot, Jozef Van Hoeck, en andere. Gezien zijn internationale criteria, is het nauwelijks verrassend dat zijn meest lyrische passages aan buitenlanders voorbehouden blijven. Bertolt Brecht vindt in Tindemans een trouwe en vurige pleitbezorger. Voor de Brecht-receptie in Vlaanderen die in de jaren zestig langzaam doordringt, kan je nauwelijks om Tindemans heen. Dat gebeurt voor het eerst n.a.v. de opvoering door k n s - n t van De Kaukasische krijtkring. Het is de tweede Brecht-introductie door de k n s - n t in een regie van Fred Engelen. En opnieuw moet Tindemans vaststellen dat de uitgangspunten van Brechts episch theater hier totaal weggemoffeld worden in een poging om Brecht in psychologisch-realistische trant te spelen. Iets wat evident in­ druist tegen de politieke en artistieke intenties van Brecht en ach­ teloos voorbijgaat aan de eigenheid van dit stuk. Tindemans laat dan nog in het midden o f ‘men bang is voor de Navo-clientèle dan wel o f men doodgewoon de ideële inhoud van het gegeven niet heeft gesnapt’ ( d n g , 1-3-61). Nochtans is het de hoogste tijd om Brecht te spelen, met name om de actualiteit van zijn beelden: ‘precies hierom zijn wij Brecht dankbaar om zijn thematiek, als we de moed kunnen opbrengen de verschrikking van dit exempeldrama tot nu door te denken. Andere jaren zou ik dergelijke door buitenartistieke elementen ge­ voede reeks toneelbeelden alle festivalrecht ontzeggen, maar nu, tijdens deze maanden, als de hele wereld aan de nazimisdaden wordt herinnerd, nu hebben we deze geestelijke aanporring, deze opwekking uit de berusting, dit herleven van het menselijk respect broodnodig. N u nog steeds dezelfde misdaden tegen de Mens be­ dreven worden, kan dergelijke confrontatie alleen maar nuttig in­ werken’ ( d n g , 11-5-61). Tindemans’ premisse ‘Ik vind hem een zeer groot dramaturg, als men hem tenminste spelen kan en vooral durft’ ( d n g , 11-5-61) krijgt pas theatraal gestalte met de opvoering van De goede mens 238

C A R L O S T I N D E M A N S ALS R E C E N S E N T

van Se-Tsoean door k n s - n t in een regie van W. Tillemans. Einde­ lijk wordt er een poging gedaan, weliswaar voorzichtig (‘misschien op raad van de directeur die graag alle kleuren in zijn theater ziet’), Brecht vanuit zijn eigen intenties en opvattingen op te voeren. Tindemans noemt het ‘zuiver Brechtiaans werk’ en looft daarbij vooral de regisseur: ‘De algemene toon, de perfectie waarmee de scènes in mekaar lopen, de zorgvuldigheid van rekwisiet, kostuum, houding, spreektoon (...) is van een dergelijke grondigheid dat ik jaren terug moet gaan, en liefst nog naar mijn buitenlandse erva­ ring grijpen, om een vergelijking te vinden. Tillemans is een groot regisseur. (...) Op zijn jeugdige leeftijd doet hij alle andere KNS-regisseurs eenvoudig vergeten’ ( d n g , 27-10-62). Al is Tindemans het verre van eens met de communistische strekking van deze stukken, spaart hij moeite noch tijd om de rele­ vantie van dit werk voor een ideologisch anders gefundeerde ge­ meenschap te verdedigen. Hij erkent bij Brecht een appél tot na­ denken en discussie, wat natuurlijk heel sterk in de buurt komt van Tindemans’ persoonlijke behoefte aan intellectuele polemiek. Bovendien bevrijdt Brecht met nieuwe concepten als fabel, monta­ ge, vervreemding, het theater van verouderd alaam en verstarde techniek. Tindemans neemt deze uitnodiging gretig aan om op zoek te gaan naar nieuwe ontwikkelingskansen voor het medium. Brecht vormt voor hem een platform dat zorgvuldig afgeklopt wordt (bij de boekbesprekingen vormen de Brechtpublikaties de hoofdmoot), en dat hem tegelijk dekking biedt voor het veroveren van nieuw terrein.

De plaatsvervanger D e jaren zestig geven daartoe alle gelegenheid. In deze uitermate boeiende periode wordt het theater langs alle kanten uitgerokken tot een breedmazig medium waarin plaats is voor allerlei experi­ menten. In tegenstelling tot vele critici die angstvallig vasthouden aan de vertrouwde traditie en met een wat onnozel schepnetje de nieuwe stromingen tegemoet treden, is Tindemans principieel be­ reid mee in zee te gaan, nieuwsgierig naar andere horizonten. Zo heeft hij het bijvoorbeeld over het belang van Antonin Artaud

LUK VAN D EN DRIES

( d n g , 14-4-62) en Jean Genet ( d n g , 14-5-62): van deze laatste wordt 15 jaar na de Franse creatie De Meiden gespeeld. Ondanks de enscenering (‘artistieke moord’) van het e w t pleit Tindemans heel sterk voor stuk en auteur: ‘De enige reden waarom ik toch zoveel aandacht besteed aan deze opvoering, die er geen is, vind ik in mijn overtuiging met een zeer belangrijk werk, zowel in de evolutie van Genet als dramaturg zelf als in de ontwikkeling der moderne dramaturgie te doen te hebben.’ En wanneer het Living Theatre in 1962 het Internationaal Theaterfestival in Antwerpen aandoet, ont­ waart hij in Jack Gelbers The Connection een duidelijke aanzet voor de richting waarin het moderne theater wenst te gaan: ‘Hij wil de vrijheid van het totale nihil zowel qua epiek als qua illusie en magie, en in de windhoos van de totale negatie wordt alles wat we tot hiertoe onmisbaar hebben geacht, de ijle lucht ingezogen: ’n sluitend stuk, ’n gesloten spektakel, ’n passieve zaal, ’n begrensde scène’ ( d n g , 24-5-62). In zijn obsessionele behoefte om het theater los te weken uit het louter amusement, om het opnieuw zijn sociale functie te verlenen van kritisch geweten, van luis in de pels, vindt Tindemans aanslui­ ting bij een nieuwe generatie theatermakers die op een niet-vrijblijvende manier het theater inzetten om hun vragen rond mens en wereld te formuleren in een actuele theatertaal. In die zin is zijn enthousiasme verklaarbaar voor Pinter, Genet, Beckett, Ionesco, Brecht, en vele andere. De bijval geldt niet alleen de artistieke ver­ dienste, ook de ideologische buit wordt uitgestald. Het levert een interessante worsteling op van een katholieke recensent met een anders georiënteerde levensbeschouwelijke lading. Tindemans gaat dit gevecht aan, open en bloot. Altijd staat bij hem het mensbeeld ter discussie, in zijn morele waarde, zijn integriteit, zijn zoeken, mislukking o f onmacht. Dit gebeurt expliciet, zeker in de aan­ vangsjaren, vanuit een christelijk standpunt. Herhaaldelijk vraagt hij zich af hoe een stuk o f een opvoering vanuit een katholiek oog­ punt te plaatsen valt. Naar aanleiding van Weskers The Kitchen bijvoorbeeld: ‘Alles lijkt een christelijk geïnspireerd zoeken naar het levensgeluk te worden, maar de consequente geloofsdaad blijft uit’ ( d n g , 15-7-61). In Brechts dialectische denken vindt hij een voorbeeld: ‘Ik heb de overtuiging dat Brecht aan ons, katholieken, oneindig veel te leren heeft gegeven, en ja na te volgen.’ Met

240

<

C A R L O S T I N D E M A N S ALS R E C E N S E N T

Becketts eindspelnihilisme heeft hij het moeilijk; hij erkent het als een visie op het menselijk onvermogen, al deelt hij dit niet, en wenst daarin zelfs de implicatie van een zoeken naar God te lezen; ‘Voelt Beckett misschien de behoefte te aanvaarden dat God be­ staat en is hij tegelijk niet in staat dit te bewijzen?’ ( d n g , 5-3-63). Een enkele keer voelt hij zich aangevallen in zijn geloofsovertui­ ging wanneer de K N S Feydeau’s Let op Amelie op het publiek los­ laat: ‘N u wil —en niet eens het toeval —dat ik katholiek ben (...), moet ik mij al die spot met en smaad aan normaalmenselijke le­ vensverhoudingen laten welgevallen, alleen omdat het Nederlands­ talige theaterbeleid in handen is van personen die mijn rechten miskennen?’ (3-3-62). Maar het grootste tumult breekt natuurlijk los naar aanleiding van Hochhuth’s Der Stellvertreter. Op 20 juni 1963 meldt Andries Poppe de ontvangst van het stuk, maar hij heeft het zelf te druk om voor de boekrubriek het stuk te bespreken: ‘Je zou mij uit de penarie helpen, want wij moeten (...) met een artikel voor de dag komen.’ Op 22 juni antwoordt Tindemans dat de suggestie niet welkom is, hij zit middenin examens en vindt wellicht geen tijd voor een artikel. In een slotzin laat hij weten dat ‘indien ik toch over Hochhuth zou schrijven, ik dat positief zou doen.’ Intussen was de kwestie brandend actueel geworden: KVS had aangekondigd het te spelen, waarop er een scherpe polemiek in de Vlaamse pers was uitgebroken die katholieken tegenover vrijzinnigen polariseer­ de. Hochhuth behandelt namelijk de houding van paus Pius xn tijdens Wereldoorlog 11 en stelt onomwonden dat de Kerk als in­ stelling zich te weinig ingezet heeft voor het lot van de joden. Sommigen noemden dit laster en vonden dat de opvoering verbo­ den moest worden, anderen gingen zich juist extra inzetten voor een vertoning. Op 23 juni is Tindemans klaar met zijn tekst. Onder de expli­ ciete titel Is 'Der Stellvertreter’ voor katholieken onaanvaardbaar? breekt hij, genuanceerd en beargumenteerd, een lans voor het stuk. Hij weerlegt één voor één de argumenten van de tegenstanders, doet tegelijk wat snerend naar de louter publicitaire stunt die D e Ruyter met de programmatic van het stuk wil uithalen, maar komt dan, zowel op grond van de inhoud als het dramatisch gehalte tot een duidelijk positieve slotconclusie: ‘Hochhuth argumenteert 241

L UK V AN D E N D R I E S

ethisch, ook al zit er aardig wat politieke implicatie aan vast. Je hoeft met hem nog lang niet akkoord te gaan, maar het lijkt me toch onmogelijk de ernst van zijn vraagteken, de oprechtheid van zijn zoeken en de nu al grote kracht van zijn dramatische begaafd­ heid te loochenen.’ Interessant voor de ethische kant van het de­ bat, is de manier waarop hij tegen eventuele censuur ingaat: ‘Er stelt zich tenslotte nog een ander probleem. Waar halen de katho­ lieken in onze gewesten het eventuele recht tegen een voorstelling op te komen? Voor niet-katholieken is de paus niet de plaatsver­ vanger van Christus, maar het hoofd van de grootste Kerk, waar­ van er nog allerlei schakeringen bestaan. Dat houdt in dat vanaf het ogenblik dat deze man zich inlaat met zaken waaraan een poli­ tiek aspect vastzit, hij een staatshoofd is lijk om het even welk an­ der staatshoofd. En wat is dan normaler dan zijn gedrag en hande­ len kritisch te beoordelen. De Kerk zelf is niet een integere instan­ tie die voor aanvallen gevrijwaard is. Van enig verbod van een theaterstuk dat zich meer dan intensief bezighoudt met de kerkelij­ ke intiemste problematiek, kan nooit sprake zijn. Morele druk op directeurs, beïnvloeden van openbare opinie, speculeren op verbodspsychose moet vooral door katholieken ontoelaatbaar worden geacht.’ Met deze paragraaf maakt Tindemans meteen zijn hou­ ding als katholiek ook duidelijk: een geloofshouding die een geën­ gageerde kritische kerk voorstaat. Op 24 juni stuurt Andries Poppe hem een brief waarin hij zich achter het artikel schaart. Op vraag van een andere redacteur sug­ gereert hij weglating van twee passages die al te expliciet man en paard noemen. Op 25 juni geeft Tindemans, welswaar aarzelend, zijn fiat aan de schrappingen. Op n juli meldt Poppe hem dat zijn artikel niet zal verschijnen: ‘Wat ik gevreesd heb is gebeurd: tegen uw Stellvertreter-artikel werd bezwaar gemaakt door de hoofdre­ dacteur A. Vanhaverbeke die (...) vreest dat De Ruyter zich tegen eventuele aanvallen zal verdedigen met een verwijzing naar een pro-artikel in een onverdacht katholieke krant als zijn N.G . Ik heb duidelijk begrepen dat hij siddert van angst bij de lectuur alleen van je proza’. Tindemans probeert nog elders zijn Hochhuth-standpunt aan de (katholieke) man te brengen maar vangt overal bot. dw b vindt het te kies: ‘Het is mij gebleken o f liever ik had de indruk dat de 242

historische authenticiteit van het stuk in zover het de vroegere paus voorstelt betwistbaar blijft’ (24-3-64). Ook De Linie reageert nega­ tief, ondanks aandringen van Tindemans. En bij De Standaard gaat de tekst op onverklaarbare wijze verloren. Op 8 augustus 1963 kondigt hij dan zijn ontslag aan. Eerst bij de zelf ontslagnemende Poppe, die hij dankt voor de goede samen­ werking: ‘Jij gaf me kansen die nu al vruchten dragen. Jij gaf me bibliografie die me in mijn later werk nuttig zullen zijn. Jij wisselde vrij van opinie met een toch nieuweling. En jij geloofde in me, en dat helpt.’ Op 31 augustus stapt hij ook officieel op.

De Linie Intussen had hij van Frans Van Bladel toezegging gekregen om als feuilletonist mee te werken aan het weekblad De Linie, waarvoor hij vroeger al geregeld losse bijdragen had geleverd. Het weekbladritme ligt hem, naar eigen zeggen, beter: hij kan uitvoeriger argu­ menteren, en het geeft hem gelegenheid tot vergelijking. Dat doet echter niets af van de scherpte en de verbale kracht waarmee de al­ tijd geprononceerde oordelen uitgesproken worden. In die mate dat hoofdredacteur en vriend Van Bladel hem al na enkele maan­ den wat tracht af te remmen: hij schrapt een bijdrage over de k n s opvoering van H et regent in mijn huis en pleit in een lange brief voor een grotere mildheid: ‘Ik vind het jammer dat je het gevaar loopt, de mensen die je kunt bereiken en voor wie het een weldaad zou zijn als ze naar je konden luisteren, tegen je op te zetten in plaats van ze te overtuigen’ (12-12-63). Carlos verslikt zich in de brief, wil ermee stoppen, maar komt snel op zijn besluit terug. Tevergeefs, zo blijkt, want intussen was dit door jezuïeten uitgege­ ven weekblad in zijn bestaan bedreigd geraakt: de kritisch-onafhankelijke koers van het blad werd allerminst gesmaakt, noch door de CVP, o f het episcopaat. Op 27 maart 1964 verschijnt het laatste nummer met daarin ook Tindemans’ credo t.a.v. theaterkritiek: ‘Ik geloof niet dat het juist is, halfslachtige prestaties te verdedigen op grond van het argument dat we de Vlaamse activiteit en strijdbaar­ heid moeten aanmoedigen. Met een onvolgroeide Vlaamse aanwe­ zigheid is niemand echt gediend. Alleen het allerbeste is goed ge*43

LUK VAN D EN DRIES

noeg voor ieder van ons. Wat daaraan niet beantwoordt, dient af­ gewezen. Voor een eigen gezelschap vrijere normen aanleggen dan voor buitenlandse gasten, vind ik onfatsoenlijk. Daardoor besten­ digen we de middelmaat en het professionele amateurisme. Ben ik dan te streng? Door hoge eisen te stellen eer ik het object van mijn belangstelling’ (dL, 27-3-64). Een week later ligt er echter al een nieuw weekblad in de kiosk, De Nieuwe, in dezelfde formule, maar nu met Mark Grammens aan de leiding. Tindemans blijft het theaterfeuilleton verzorgen, opent de rubriek met nog maar eens een taakstelling, en haakt na een paar maanden weer af. Ditmaal is de aanleiding louter een po­ litiek meningsverschil. Tindemans kan het namelijk niet eens zijn met Grammens’ commentaar op een cvp-dag, en meer in het bij­ zonder op het ideeëngoed van zijn broer: ‘Ik blijf in alle omstan­ digheden zijn broer, en er zijn meer dingen die ons binden dan die ons scheiden. Conclusie: ik kan zelfs niet de indruk blijven geven o f doen ontstaan dat ik mijn broer afval’ (brief, 4-10-64). Wanneer Grammens niet ingaat op zijn suggestie terug te komen op zijn commentaar, stapt Tindemans op: ‘Dus ga ik best in de quarantai­ ne. Enig blad help ik dan niet meer. Alleen mijn wetenschap boeit me nu nog’ (brief, 6-10-64). Zijn zelf opgelegde quarantaine is echter van korte duur. Een maand later biedt hij De Standaard zijn diensten aan. Voorlopig zullen die zich beperken tot de boekrubriek. Intussen was hij ook aan de slag gegaan bij de b r t waar hij als toneeladviseur medewer­ king verleent aan tal van programma’s: op vraag van Van Herreweghen stelt hij bijvoorbeeld een indrukwekkende lijst op met stukken die voor captatie in aanmerking komen; ook Jos De Haes vraagt hem geregeld om advies, o f voor inleidingen. Zijn radiobijdragen krijgen pas regelmaat en impact met het programma ‘D e zeven kunsten’ van R. van Opbroecke. Hier werd op lokatie en live radiokritiek bedreven in een samenspraak van drie critici (Tindemans, Van Opbroecke, Van Bladel). Van deze bijzondere vorm van toneeljournalistiek is in het archief van Tindemans uiter­ aard niets terug te vinden: er werd ter plekke geïmproviseerd. ‘Ergens’ op de b r t moeten er echter nog sporen te vinden zijn van dit ongezouten programma: na een half jaar komen de directies van de grote stadstheaters, n t g voorop, tegen het programma in 244

C A R L O S T I N D E M A N S ALS R E C E N S E N T

het verweer en wordt de BRT-directie gepord iets te ondernemen tegen de destructieve geest van dit programma. Ze vangen echter bot: ‘Hemmerechts heeft me nogal expliciet gerustgesteld nopens de houding van Vandenbussche, die trouwens reeds tijdens een ge­ sprek, volgens H ., zeer harde en duidelijke woorden heeft gespro­ ken tegen Vic de Ruyter over ‘tirannie die ze menen te kunnen of te mogen uitoefenen over teatercritici’. Volgens Hemmerechts zal Vandenbussche alle bezwaren van de Gentenaars en anderen tegen uur, formule en inhoud van ‘D e zeven kunsten’ beslist afwijzen en hen voor hun publiciteit verwijzen naar het tweede programma’ (briefVan Opbroecke, 2-9-66). Het programma zal nog tot januari 1969 in de eter blijven. Het zijn de laatste jaren van Tindemans als recensent. Meteen zijn meest effectieve periode: hij is dan niet alleen criticus bij de ra­ dio, maar ook recensent bij De Standaard\ twee media die een groot maatschappelijk belang vertegenwoordigen. En Tindemans is in grote vorm. Dat blijkt al uit zijn eerste recensie over Othello in de k v s : ‘D e passages die deze mannelijke man tonen als een poëet in de pijn, groeien niet eens tot passie uit (...) Instrumentaal vangt Struys dit op met rauwe holle kreten, met uit-de-tijdse operabravour, met potige gestikulatie à la King Kong, een oerwoudnikker zoals wij die ons in kolonialistische zelfgenoegzaamheid inbeelden. Deze Leeuw van Mauretanië blijkt een huiskatje dat zich de klau­ wen scherpt aan de tafelpoot. (...) Achter de fraaie borstwering van C. Lomme (Desdemona) steekt evenmin een figuur. Ze is banaallief, sensueel meer door geraffineerde corsettage dan door aanleg. Ze is geen jeunesse-dorée-meid die in passie zichzelf is voorbijge­ hold, ze is niet eens een wijfje met een vracht opgejutte sex-appeal’ (dS, 20-2-67). Deze recensie parelt niet alleen door adjectivische verrassing o f metaforische wulpsheid, taaigevatheid die trouwens altijd bij Tindemans voorop staat, ze modelleert ook op een andere manier Tindemans’ kritiek-couture: hij kijkt namelijk naar voorstellingen vanuit een grote kennis van auteur en stuk; gaat op zoek naar de houding van de regisseur, staat uitgebreid stil bij personagebeeld en acteervermogen, stelt vragen bij kostuum en ruimtebeeld, en heeft dan ook nog geluisterd naar de kwaliteit van de vertaling en de tekstzegging. Al deze voorstellingsaspecten worden afgewogen

H5

LU K V AN D E N D R I E S

aan de eigenzinnigheid, doordachtheid, maar ook plasticiteit en verbeelding waarmee de regisseur vorm heeft gegeven aan wat tot dan een louter papieren bestaan geleid heeft. En dat alles wordt dan nog eens afgezet tegen de actualiteit van mens- en wereldbeeld en hoe het theater daarover al dan niet een uitspraak doet. Daarom is Tindemans bijvoorbeeld zo enthousiast over Tillemans’ regie van Man is man in k n s : hij verplaatst de handeling naar de vietnamoorlog waardoor de vertoning een demonstratie wordt van de persoonlijke houding van de regisseur. Kan het en mag het? ‘Wat mij betreft, moet het zonder meer. Willen wij de aktualiteitsinslag van alle grote klassieken ongerept over de tijd heen respecte­ ren, dan dienen ze aan een huidige visie en maatschappij te worden aangepast’ (dS, 5-3-68). Meteen is voor Tindemans de hele vraag naar respect voor de auteur van de baan: theater gebeurt hier en nu en ‘slechts wat van nu is, is meteen ook algemeen en universeel’ (idem). Met de jaren is Tindemans niet milder geworden, wel integen­ deel. Met felheid gaat hij nog steeds tekeer tegen middelmaat en onkunde. Maar met dezelfde energie masseert hij ook wat in zijn ogen steun verdient. D e openbare functie die hij nu bekleedt en de serieux waarmee hij zich van zijn taak kwijt —hij is nu recensent voor het hele professionele theater, een unicum in de krantenkri­ tiek, bovendien begeleidt hij elke première met een interview — maakt hem extra zichtbaar. Tindemans gebruikt deze plek, deze ‘macht’, om zijn mening over theater uitgebreid lezer, kijker, en maker in te peperen. Niet alleen via zijn recensies, maar ook in we­ kelijkse columns ‘voetlicht’ waarin hij loskomt van voorstellingen en meer algemene aspecten van het theater aan de orde stelt: bui­ tenlandse stormen (bijvoorbeeld de Vietnamstukken van Stein en Brook) maar vooral inlandse rimpels o f juist het gebrek eraan: aan opleidingsmogelijkheden, spreiding, kritiek, enzovoort. Het maakt hem allemaal niet geliefd. Nu was Tindemans na al die jaren al gewend geraakt aan de gebeten reacties van theaterma­ kers en andere personen die zich persoonlijk aangevallen voelden. Maurits Balfoort was één van de eersten in een lange rij: hij meende dat er persoonlijk door Tindemans campagne tegen hem gevoerd werd. Zeer heftig is ook de woordenwisseling met collega-criticus en mede RAT-lid Rik Lanckrock. Hij verwijt Tindemans onbillijk246

C A R L O S T I N D E M A N S ALS R E C E N S E N T

heid en onredelijkheid, zijn vernietigende kritieken zouden het theater meer schaden dan bevorderen. Tijdens zijn De Standaardperiode komt de dialoog met het theater pas echt goed los. Voortdurend wordt er gereageerd: vragen voor informatie, waar boeken o f tijdschriften gevonden kunnen worden, lezers die het moeilijk hebben met het Nederlands van Tindemans, meestal ech­ ter verbolgen reacties uit het theatermilieu. Van Bert Van Kerkhoven ( k n s ) , Vie De Ruyter ( k v s ) , Cas Baas ( n k t ) , van het Jeugdtheater, en andere. Altijd weer wordt hem negativisme in de schoenen geschoven, een gebrek aan nuancering, aan objectiviteit. Tindemans beantwoordt de reacties met veel geduld, gaat in op elk misverstand, probeert uit te leggen waarom hij wel van theater houdt maar vaak niet zoals het bij ons gemaakt wordt. Zijn ant­ woord aan Rik Lanckrock naar aanleiding van een NTG-recensie is tekenend voor zijn kritische houding: ‘De manier waarop ik mijn kritiek bedrijf, is ook voor mij volkomen bijzaak; het gaat om de zin van het theater, waarin ik nog geloof. D e parochiale activiteiten die ik seizoen in seizoen uit bij ons meemaak kan ik geen theater noe­ men. Dat is evenzeer het geval voor de meeste vertoningen te Antwerpen en te Brussel (zeker daar), maar precies omdat Gent nieuw was en dus met een frisse aanpak kon starten, is de ontgoo­ cheling zo groot geworden. We hebben een schouwburg bij waar ook alweer geen theater wordt vertoond. Dan wordt het inderdaad mijn taak dit theaterleven meer te schaden dan te bevorderen; liever gisteren verdwijnen dan morgen. Met dit soort bedrijvigheid wordt op lange termijn maar dan ook niets uitgebouwd’ (brief, 26-7-66). A f en toe krijgt hij ook een vriendelijk briefje: van Rudi van Vlaenderen bijvoorbeeld, o f Joris Diels, o f Luc Philips. Hart­ verwarmend is ook de reactie van Yvonne Lex: naar aanleiding van een bespreking van Bye bye Charlie waarin Tindemans het onder meer heeft over Lex’ ‘hoogoptorende blote bips’ stuurt ze hem een foto waarin de proporties herleid worden tot hun ware grootte: ‘Het moet wel een Wunschtraum uwerzijds geweest zijn — zoals bijgaande foto bewijst.’ Ook dan repliceert Tindemans: ‘Ik kan er in elk geval uit opmaken dat U inderdaad beschikt over begrip voor humor en bovendien heeft het oog er ook wat aan. Het is niet alleen zomaar prettig, het leert me ook even over de vele rimpels heen te komen die het theater me geregeld bezorgt’ (15-6-68).

L UK V AN D E N D R I E S

Het is meteen ook de laatste poging tot dialoog geweest. Op 3 juni 1968 had hij al zijn ontslag ingediend. Herhaaldelijk had hij al zijn ongenoegen laten blijken over de behandeling van zijn stukken in De Standaard\ telkens zonder enig gevolg. Een opeen­ stapeling van laksheid en nalatigheid, een totaal gebrek aan betrok­ kenheid, wordt hem nu te veel. Dit keer is zijn quarantaine ge­ meend. Hij zal definitief de journalistiek vaarwel zeggen.

Blik op scherp Het is een cliché dat academisch gevormde critici (in Tindemans’ geval louter zelfopleiding) meteen ook doorwrochte dorheid verkie­ zen boven dwarse fantasie. Voor Tindemans gelden dit soort dom­ me tegenstellingen niet: een voorstelling kan èn sociaal treffen en entertainen, kan intelligent en speels zijn, moeilijk en toch licht, ge­ voelig en toch kritisch. Louter oppervlakkigheid, domheid, senti­ mentaliteit, commercialiteit daarentegen vinden geen genade. Het behoort tot de wonderlijke kanten van zijn onvoorspelbare geest dat hij van de barok van Marijnen hield en van het arme theater van Grotowsky, van de spraakzame Brecht en het lichamelijke Living Theatre, van de karige Pinter en de zottigheid van Jeróme Savary met zijn anarchistische troep Le Grand Magie Circus. Tindemans geloofde in de kracht van het theater, maar zwoer niet bij een programma, een stijl, een gestolde traditie. Met elke theatermaker was hij in principe bereid op reis te gaan, zonder staf­ kaart o f uitgestippelde route. Maar wel met ogen open, blik op scherp, pen gepunt, en hersens op actief. Een publikatie van zijn verzamelde recensies zou een toetssteen kunnen worden voor wie vandaag en morgen op een zinnige manier met theater om wil gaan.

Abstract The sixties were Carlos Tindemans’ most active period: he wrote his dissertation, was a language teacher, translated many radio plays, wrote many articles and essays, and last but not least was a critic for a newspaper. This article gives an impression o f his 248

artistry as a critic. Very severe with regard to lazyness, amateurism, lack o f imagination, automatism, Tindemans was always in search o f an authentic voice, a new direction, a surprising view on a text, a new dramaturgic entrance into an old play,... Most o f the Flemish productions he saw missed these qualities and Carlos Tindemans was not pragmatic enough to take the bad working conditions o f Flemish theater into consideration. That’s why he was considered as a negativist by many o f the actors and directors who suffered from his very eloquent and witty pieces. But Tindemans never gave in. Through his severe rejection o f the onlytraditional, he made room for the innovations o f the mid-sixties: The Living Theatre, Grotowsky, Brechtian theatre, Beckett, Genet and many others. In many ways Tindemans was a model critic: he combined extent o f reading, intelligence, a critical view, enthusi­ asm for theatre, openness, eloquence and a sharp pen.

249

Lihat lebih banyak...

Comentários

Copyright © 2017 DADOSPDF Inc.